avance

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  avance    (hulp, bestand)
  • IPA: /aˈvɑ̃sə/ (3 lettergrepen)
Woordafbreking
  • avan·ce
Woordherkomst en -opbouw
  • van Frans avance, in de betekenis van ‘toenaderingspoging’ voor het eerst aangetroffen in 1784 [1] [2] [3]
enkelvoud meervoud
naamwoord avance avances
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

deavancev/m

  1. poging tot toenadering
     Al een paar keer is mij discreet gevraagd: “Zou je er niet voor voelen lid van de ....te worden?” Ik hoor me, schijnt, gevleid te voelen door zo'n avance.[4]
  2. voorschot
  3. (verouderd) voordeel, winst
Typische woordcombinaties
  • avances maken
toenadering zoeken

Gangbaarheid

  • Het woord avance staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
88 %van de Nederlanders;
89 %van de Vlamingen.[5]

Meer informatie

Verwijzingen

Spaans

Werkwoord

vervoeging van
avanzar

avance

  1. aanvoegende wijs eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van avanzar
  2. aanvoegende wijs derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van avanzar
  3. gebiedende wijs (bevestigend en ontkennend) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van avanzar
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.