avegaar

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  avegaar    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈavəˌɣar/
Woordafbreking
  • ave·gaar
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘grote boor’ voor het eerst aangetroffen in 1404 [1] [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord avegaar avegaars
verkleinwoord avegaartje avegaartjes

Zelfstandig naamwoord

deavegaarm

  1. (gereedschap) boor voor gebruik in een booromslag, het boorsel wordt afgevoerd volgens het principe van de schroef van Archimedes, ook als grondboor
Synoniemen
  • slangenboor
Hyponiemen
  • lepelavegaar
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord avegaar staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
27 %van de Nederlanders;
25 %van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.