gereedschap
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: gereedschap (hulp, bestand)
Woordafbreking
- ge·reed·schap
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘werktuigen’ voor het eerst aangetroffen in 1240 [1]
- Afgeleid van gereed met het achtervoegsel -schap.
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | gereedschap | gereedschappen |
verkleinwoord | gereedschapje | gereedschapjes |
Zelfstandig naamwoord
het gereedschap o
- (techniek) een (soms mechanisch) instrument dat gebruikt wordt om werk te kunnen doen
- ▸ Ik ben eigenlijk loodgieter en heb al mijn gereedschap en mijn bestelbus verkocht, waarvan ik deze twee paarden heb gekocht voor 2500 dollar per stuk.[2]
Synoniemen
Verwante begrippen
Hyponiemen
- blokbrekersgereedschap, boordgereedschap, handgereedschap, keukengereedschap, meetgereedschap
Afgeleide begrippen
- gereedschapskist, gereedschaphantering, gereedschapmolen, gereedschapwisseling
Vertalingen
1. een mechanisch instrument dat gebruikt wordt om werk te kunnen doen
|
Gangbaarheid
- Het woord gereedschap staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "gereedschap" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[3] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ "gereedschap" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Nedersaksisch
Zelfstandig naamwoord
gereedschap
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.