bære

Niet te verwarren met: baere

Noors

Uitspraak

Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
IPA: /ˡbæːɾə/

Woordafbreking

bæ·re

Woordherkomst en -opbouw

Afkomstig van het Oudnoorse werkwoord bera (dragen).

stamtijd
onbepaalde wijs	tegenwoordige tijd	verleden tijd	voltooid deelwoord
bære	bærer	bar	båret
Klasse 4 sterk

Werkwoord

bære

overgankelijk dragen (omhoogtillen en transporteren)
overgankelijk aanhebben
overgankelijk houden

Synoniemen

[2]: ha på seg
[3]: tåle
Nynorsk: [1-3]: bere

Afgeleide begrippen

... bær(e) ...

[1]: bære over
[1]: bære seg
[1]: bærbar
[1]: bærepose
[1]: bærer
[1]: bærerakett
[1]: bærestol

[1]: bærevegg
[2]: bærestykke
[3]: bærebjelke
[3]: bærebølge
[3]: bæreevne
[3]: bærekraftig
[3]: bæreplanbåt

Verwante begrippen

[1]: holde oppe
[1]: løfte

Uitdrukkingen en gezegden

[1]: bære frukt
bære frukter

een resultaat opleveren
vruchten afwerpen

[1]: Nå får det briste eller bære!

Nu is het pompen of verzuipen!

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.