baäl

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  baäl    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈbaʔal/
Woordafbreking
  • ba·al
Woordherkomst en -opbouw
  • Herkomst: Hebreeuws (vernederlandste vorm), letterlijk: 'bezitter, eigenaar, heer' [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord baäl baäls
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

debaälv/m

  1. (Jiddisch-Hebreeuws) mannelijk iemand, met name iemand die een bepaalde werkzaamheid verricht
  2. (Jiddisch-Hebreeuws) afgod
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord baäl staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
25 %van de Nederlanders;
12 %van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

  1. Stichting Hebreeuwse en Jiddisje woorden in het Nederlands
  2. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.