backoffice
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: backoffice (hulp, bestand)
- IPA: / ˈbɛkɔfɪs / (3 lettergrepen)
Woordafbreking
- back·of·fice
Woordherkomst en -opbouw
- van Engels back office
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | backoffice | backoffices |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
backoffice m / o
- (bedrijfskunde) deel van een organisatie dat een deel van de hoofdtaak daarvan uitvoert maar geen rechtstreeks contact met de klanten onderhoudt
- ▸ Die rol van Stedin verandert met alle ontwikkelingen op stroom en gasgebied, ziet Van der Linden. „We krijgen een veel zelfstandiger rol. Je bent niet meer de technische backoffice van een leveringsbedrijf. Mensen willen laadpalen, zonnepanelen, slimme meters. Dan moeten ze ons ook weten te vinden. Vijf jaar geleden zocht niemand ons. Nu chatten we.”[1]
Antoniemen
Afgeleide begrippen
- backofficemedewerker, backofficewerkzaamheden
Gangbaarheid
- Het woord backoffice staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Weblink bron Erik van der Walle“Netbeheerder moet duurzame toekomst kunnen bijbenen” (1 maart 2018) op nrc.nl
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.