frontoffice
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: frontoffice (hulp, bestand)
Woordafbreking
- front·of·fice
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van front zn en office zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | frontoffice | frontoffices |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
frontoffice m/o
- deel van een dienstverlenend bedrijf waar men direct contact heeft met de klant
- ▸ Björn Herwig (23 jaar) uit Veghel stond jaren in de keuken, in een restaurant op de Markt in Uden. "Het was hard werken daar. Op zich is daar niks tegen, maar het was toch niet wat ik zocht. Het werk dat ik nu doe, daar heb ik voor gestudeerd. Ik werk op de frontoffice in een hotel van de Efteling, zeg maar op de receptie van het hotel. Ik ontvang de gasten."[1]
Afgeleide begrippen
- frontofficemedewerker
Synoniemen
Gangbaarheid
- Het woord frontoffice staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Weblink bron “Bijna miljoen mensen wisselden vorig jaar van beroep” (Woensdag 14 maart 2018, 00:08), NOS
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.