baffen
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: baffen (hulp, bestand)
- IPA: / ˈbɑfə(n) / (2 lettergrepen)
Woordafbreking
- baf·fen
Woordherkomst en -opbouw
- klanknabootsing van hondengeblaf of afgeleid van baf tw met het achtervoegsel -en; vergelijk beffen ww [1] [2]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
baffen |
bafte |
gebaft |
zwak -t | volledig |
Werkwoord
baffen
- inergatief (dierengeluid) geluid maken dat kenmerkend is voor een hond
- inergatief (figuurlijk) druk of luid praten, lawaai maken
- overgankelijk (verouderd) met flinke happen tot zich nemen
- ▸ ⧖ t'Sa Kok, de pan te vuur, en helpt het volk aan 't schaffen;
Nu Jongen rep en scheer, wat heb je daar te baffen?
Wat sal ik brengen Kok? wat is 'et voor een dag?
't Is nog geen middag, hier 't ontbijt gort, dat elk mag.[3]
- ▸ ⧖ t'Sa Kok, de pan te vuur, en helpt het volk aan 't schaffen;
- overgankelijk (seksualiteit) seksueel stimuleren door het likken van de anus, zonder die met de tong binnen te gaan
- ▸ Baffen is eigenlijk hetzelfde als rimmen (anilingus). Het enige verschil is dat je tijdens het baffen niet met je tong in de anus gaat.[4]
- 1. Een hond die aan het baffen is.
- 4. Het baffen van een vrouw.
Synoniemen
Hyperoniemen
- [4] kontlikken, rimmen
Afgeleide begrippen
- baffer
- [1] aanbaffen, nabaffen
Verwante begrippen
Gangbaarheid
- Het woord 'baffen' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.