balken

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  balken    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈbɑlkə(n)/ (2 lettergrepen)
    • (Noord-Nederland): /ˈbɑɫkə(n)/
    • (Vlaanderen, Brabant, Limburg): /ˈbɑlkə(n)/
Woordafbreking
  • bal·ken
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘schreeuwen van ezels’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1704 [1]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
balken
balkte
gebalkt
zwak -t volledig

Werkwoord

balken

  1. inergatief (dierengeluid) het geluid van een ezel maken
    • De ezel stond in de wei te balken. 
Vertalingen

Zelfstandig naamwoord

debalkenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord balk

Gangbaarheid

  • Het woord balken staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.