balk

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  balk    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈbɑlək/ (1 of 2 lettergrepen)
    • (Noord-Nederland): /bɑɫk/
    • (Vlaanderen, Brabant, Limburg): /bɑlk/
Woordafbreking
  • balk
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord balk balken
verkleinwoord balkje balkjes

Zelfstandig naamwoord

debalkm

  1. (bouwkunde) deel van een constructie met een lengte die veel groter is dan de breedte en de hoogte in doorsnede, gebruikt om een ruimte te overspannen
    • Een balk is vaak gemaakt van hout of staal. 
  2. (meetkunde) veelvlak met 6 rechthoekige zijvlakken, 8 hoekpunten en 12 ribben
    • Probeer nog eens een balk te construeren. 
  3. (communicatie) lange rechthoek boven- of onderaan een scherm
     Het balkje met de beursnoteringen dat onder aan het scherm liep nam ze voor lief.[4]
     Het tropische paradijs veranderde in een kerkhof met onzichtbare graven. Boven aan de pagina verschenen vijf balkjes.[4]
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
  • [1] geld over de balk gooien
    veel te veel geld uit even aan onnuttige dingen
 Hoewel hij ontslagen was ging hij maar door met geld over de balk te gooien  
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
balken

balk

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van balken
    • Ik balk. 
  2. gebiedende wijs van balken
    • Balk! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van balken
    • Balk je? 

Gangbaarheid

  • Het woord balk staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[5]

Meer informatie

  • Zie de doorverwijspagina op Wikipedia voor meer informatie.

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.