bambocheur

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  bambocheur    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • bam·bo·cheur
Woordherkomst en -opbouw
  • Naamwoord van handeling van het Franse bambocher met het achtervoegsel -eur [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord bambocheur bambocheurs
verkleinwoord bambocheurtje bambocheurtjes

Zelfstandig naamwoord

debambocheurm

  1. iemand die mateloos pierewaait, een boemelaar
Verwante begrippen

Gangbaarheid

  • Het woord 'bambocheur' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.