bandage

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  bandage    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • ban·da·ge
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘verband’ voor het eerst aangetroffen in 1768 [1]
  • afgeleid van het Franse bandage (met het achtervoegsel -age) [2] [3]
enkelvoud meervoud
naamwoord bandage bandages
verkleinwoord bandagetje bandagetjes

Zelfstandig naamwoord

debandagev [4]

  1. (medisch) zwachtel
  2. (medisch) breukband
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord bandage staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
93 %van de Nederlanders;
91 %van de Vlamingen.[5]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.