bar

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  bar    (hulp, bestand)
  • IPA: /bɑr/ (1 lettergreep)
Woordafbreking
  • bar
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord bar bars
verkleinwoord barretje barretjes

Zelfstandig naamwoord

debarv/m

  1. (horeca) kroeg, café
     Een paar dagen later kwam ik Goldie, Pogue en de rest weer tegen aan de bar in het bergdorpje Wrightwood.[9]
     Volle eettafels, barretjes waarop talloze glazen stonden, de lachende gezichten van Max en Dennis. . . Geschrokken knipperde ze met haar ogen.[10]
  2. (natuurkunde), (techniek) eenheid van druk (circa 1 atmosfeer), weergegeven met het symbool bar
    • Eén bar is gelijk aan 100 kilopascal (100kPa.) 
  3. (Jiddisch-Hebreeuws) zoon
  4. (van het Engels) streep, staaf (-> barcode, candybar)
    • De ballerina's oefenden aan de bar. 
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen barbarder
barrer
barst
verbogen barrebardere
barrere
barste
partitief barsbarders
barrers
-

Bijvoeglijk naamwoord

bar

  1. verschrikkelijk, bijvoorbeeld bijzonder koud
    • De vluchtelingen leefden onder barre omstandigheden. 
Verwante begrippen
Afgeleide begrippen

Bijwoord

bar

  1. erg, in hoge mate (vooral in combinatie met iets ongunstigs)
    • Het is bar slecht. 

Gangbaarheid

  • Het woord bar staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.[11]

Meer informatie

Verwijzingen

Engels

Uitspraak
  • Geluid:
    •  bar (VS)    (hulp, bestand)
    •  bar (VK)    (hulp, bestand)
enkelvoud meervoud
bar bars

Zelfstandig naamwoord

bar

  1. staaf, stang, stok [1]
  2. tralie
  3. streep, strook
  4. ondiepte
  5. (horeca) bar [1]
  6. (natuurkunde) bar [2]
  7. (juridisch) advocatuur, balie [2]
  8. (politiek) ruimte voor niet-leden in het parlement
  9. (muziek) maatstreep
vervoeging
onbepaalde wijs to  bar 
he/she/it  bars 
verleden tijd  bared 
voltooid
deelwoord
 bared 
onvoltooid
deelwoord
 baring 
gebiedende wijs  bar 

Werkwoord

bar

  1. overgankelijk vergrendelen, afsluiten
  2. overgankelijk versperren
  3. overgankelijk verbieden
  4. (juridisch) een exceptie opwerpen
  5. (muziek) de maat aangeven met maatstrepen
  6. (informeel), overgankelijk haten, verafschuwen

Voorzetsel

bar

  1. behalve

Nedersaksisch

Bijwoord

bar

  1. erg, heel

Nynorsk

Woordafbreking
  • bar

Werkwoord

bar

  1. verleden tijd van bere

Pools

Periodiek systeem der elementen (pol)
H He
Li Be B C N O F Ne
Na Mg Al Si P S Cl Ar
K Ca Sc Ti V Cr Mn Fe Co Ni Cu Zn Ga Ge As Se Br Kr
Rb Sr Y Zr Nb Mo Tc Ru Rh Pd Ag Cd In Sn Sb Te I Xe
Cs Ba * Hf Ta W Re Os Ir Pt Au Hg Tl Pb Bi Po At Rn
Fr Ra ** Rf Db Sg Bh Hs Mt Ds Rg Cn Nh Fl Mc Lv Ts Og
* La Ce Pr Nd Pm Sm Eu Gd Tb Dy Ho Er Tm Yb Lu
** Ac Th Pa U Np Pu Am Cm Bk Cf Es Fm Md No Lr

Zelfstandig naamwoord

bar m

  1. (scheikunde), (element) Ba, barium.

Spaans

Uitspraak
  • IPA: /ˈbaɾ
Woordafbreking
  • bar
enkelvoud meervoud
bar bars

Zelfstandig naamwoord

bar m

  1. bar, kroeg

Tsjechisch

Uitspraak
  • IPA: /bar/
Woordafbreking
  • bar

Zelfstandig naamwoord

bar monbezield

  1. bar, kroeg, café
Verbuiging
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
  • barmanka v
Anagrammen
Paroniemen

Veluws

Bijwoord

bar

  1. erg, heel

Zweeds

Woordafbreking
  • bar

Werkwoord

bar

  1. verleden tijd actief van bära.
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.