beëlzebub

Niet te verwarren met: Beëlzebub

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  beëlzebub    (hulp, bestand)
  • IPA: /beˈʔɛlzəˌbʏp/ (4 lettergrepen)
Woordafbreking
  • be·el·ze·bub
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord beëlzebub beëlzebubs
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

debeëlzebubm

  1. (persoon) iemand die anderen angst aanjaagt
     Mertens maakt zich tot een beëlzebub in de gedaante van zijn duivel.[1]
  2. (primaten) (verouderd) bepaald soort Zuid-Amerikaanse aap, Ateles paniscus 
     De maki is een vreemde aap, gelijk zijn broeders, de brulaap en de beëlzebub.[2]
Schrijfwijzen
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord beëlzebub staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
66 %van de Nederlanders;
55 %van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

  1. Weblink bron Gespletenheid als opgave in: Merlyn., jrg. 3 nr. 5 (september 1965), Polak & Van Gennep, Amsterdam, p. 329
  2. Weblink bron “De verlossing van Liesbeth Bede” (2016), Em. Querido's Uitgeverij BV, Amsterdam, ISBN 9789021403472, hfst. 10
  3. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.