hand

Niet te verwarren met: Hand

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  hand    (hulp, bestand)
  • IPA: /hɑnt/ (1 lettergreep); /ɦɑnt/
Woordafbreking
  • hand
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord hand handen
verkleinwoord handje handjes

Zelfstandig naamwoord

dehandv

  1. (anatomie) uiterste deel van de arm, voorbij de pols
    • Zij heeft in haar hand een groot boek. 
     Ik duwde de deur met beide handen open en zag dat er ’s nachts een dik pak sneeuw was gevallen, waarvan een stukje geel kleurde toen ik er mijn waterfles in leegde.[3]
Hyperoniemen
Meroniemen
Holoniemen
Verwante begrippen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
handen

hand

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van handen
    • Ik hand. 
  2. gebiedende wijs van handen
    • Hand! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van handen
    • Hand je? 

Gangbaarheid

  • Het woord hand staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.[9]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. "hand" in:
    Sijs, Nicoline van der
    , Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org
    ; ISBN 90 204 2045 3
  2. hand op website: Etymologiebank.nl
  3. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
  4. “Het hele jaar rond: van Sinterklaas tot Sintemaarten” (1973), Lemniscaat , p. 10
  5. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “Echte Amerikaanse jeans” (2017), Uitgeverij Prometheus , ISBN 9789044632767
  6. Weblink bron “Boerenleider Kemp voelt zich niet verantwoordelijk voor gewelddadige protesten” (30 juni 2022), NU.nl
  7. HP de Tijd ARNOUT LE CLERCQ 25 JAN 2019 De Malediven verdwijnen, maar onze consumptiedrift niet
  8. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “Kop in het zand” (2015), Uitgeverij Prometheus , ISBN 9789044628142
  9. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be

Achterhoeks

enkelvoud meervoud
naamwoord hand hande / hende
verkleinwoord händjen / händeken

Zelfstandig naamwoord

hand

  1. hand

Engels

Uitspraak
  • Geluid:  hand    (hulp, bestand)
  • IPA: /hænd/
enkelvoud meervoud
hand hands

Zelfstandig naamwoord

hand

  1. (anatomie) hand
  2. (zoötomie) voorpoot
  3. arbeider
  4. specialist, vakman
  5. deelnemer
  6. wijzer (v.e. klok)
  7. handschrift
  8. (kaartspel) partij kaarten
Uitdrukkingen en gezegden

[1]

  • at hand
dichtbij
  • to lend a hand
een handje helpen
  • shake hands
de handen schudden

Werkwoord

vervoeging
onbepaalde wijs to  hand 
he/she/it  hands 
verleden tijd  handed 
voltooid
deelwoord
 handed 
onvoltooid
deelwoord
 handing 
gebiedende wijs  hand 

hand

  1. overgankelijk overhandigen
  2. overgankelijk aanreiken, reiken

Frans

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
Woordherkomst en -opbouw

Zelfstandig naamwoord

hand m

  1. (spreektaal) handbal [1]

Verwijzingen

Nedersaksisch

enkelvoud meervoud
naamwoord hand hande / hende
verkleinwoord händjen / händeken

Zelfstandig naamwoord

hand

  1. hand

Veluws

Zelfstandig naamwoord

hand

  1. hand

Zweeds

Zelfstandig naamwoord

hand g

  1. (anatomie) hand
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.