belasteren

Nederlands

Uitspraak

Geluid: belasteren (hulp, bestand)

Woordafbreking

be·las·te·ren

Woordherkomst en -opbouw

Afgeleid van lasteren met het voorvoegsel be- of afgeleid van laster met het voorvoegsel be-

stamtijd
onbepaalde wijs	verleden tijd	voltooid deelwoord
belasteren	belasterde	belasterd
zwak -d	volledig

Werkwoord

belasteren

overgankelijk iemands goede naam geweld aandoen met onware aantijgingen

Afgeleide begrippen

belastering

Verwante begrippen

aantijgen, beschuldigen, betichten

Vertalingen

1. iemands goede naam geweld aandoen met onware aantijgingen

Afrikaans: beskinder ^(af), skinder ^(af), skinner ^(af)
Duits: verleumden ^(de), diffamieren ^(de)
Engels: slander ^(en), defame ^(en), discredit ^(en)

Frans: calomnier ^(fr), diffamer ^(fr), médire ^(fr) (de), salir ^(fr)
Spaans: calumniar ^(es), difamar ^(es), amancillar ^(es)

Gangbaarheid

Het woord belasteren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "belasteren" herkend door:

86 %	van de Nederlanders;
80 %	van de Vlamingen.^[1]

Verwijzingen

↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.