laster
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: laster (hulp, bestand)
- IPA: / ˈlɑstər / (2 lettergrepen)
Woordafbreking
- las·ter
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | laster | - |
verkleinwoord | lastertje | lastertjes |
Zelfstandig naamwoord
de laster m
- onterechte beweringen die iemand in een kwaad daglicht stellen
Verwante begrippen
Afgeleide begrippen
|
|
|
|
|
Vertalingen
Werkwoord
vervoeging van |
---|
lasteren |
laster
Gangbaarheid
- Het woord laster staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "laster" herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[3] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ "laster" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ laster op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.