belegger

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  belegger    (hulp, bestand)
  • IPA: /bəˈlɛɣər/ (3 lettergrepen)
Woordafbreking
  • be·leg·ger
Woordherkomst en -opbouw
  • Afgeleid van de stam van beleggen met het achtervoegsel -er.
enkelvoud meervoud
naamwoord belegger beleggers
verkleinwoord (beleggertje) (beleggertjes)

Zelfstandig naamwoord

debeleggerm

  1. (economie) iemand die geld belegt, geld vastlegt in effecten of goederen, in de verwachting hier later winst mee te maken
    • Het grootste deel van de aandelen van het bedrijf is in handen van institutionele beleggers. 
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord belegger staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.