beleggersvertrouwen

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  beleggersvertrouwen    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • be·leg·gers·ver·trou·wen
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord beleggersvertrouwen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

hetbeleggersvertrouweno

  1. (economie) vertrouwen van beleggers in de economische resultaten van een bedrijf of de economie als geheel
     De maandelijkse BeleggersBarometer van ING daalde door het toenemende aantal coronabesmettingen en de gedeeltelijke lockdown in Nederland. De graadmeter van het beleggersvertrouwen kwam in oktober uit op 89 punten. In september was dat nog 102 punten. Een stand van 100 punten staat voor neutraal, alles daarboven wordt als positief gezien.[1]
Verwante begrippen
  • beleggersbarometer

Gangbaarheid

  • Het woord beleggersvertrouwen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Verwijzingen

  1. Weblink bron “ING: beleggersvertrouwen daalt” (Zaterdag 31 oktober 2020, 08:06), NOS
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.