belletje

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  belletje    (hulp, bestand)
  • (IPA in voorbereiding)
Woordafbreking
  • bel·le·tje
enkelvoud meervoud
naamwoord
verkleinwoord belletje belletjes

Zelfstandig naamwoord

hetbelletjeo

  1. verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord bel
  2. kortdurend telefoongesprek
     Achteraf realiseerde ze zich dat er hoogstwaarschijnlijk een sussend, enigszins lacherig antwoord op haar paniekerige belletje was gevolgd.[1]
Hyponiemen
  • kattenbelletje
Afgeleide begrippen

Zelfstandig naamwoord

hetbelletjeo dim. tant.

  1. (neteldieren) Neoturris pileata  een hydroïdpoliep uit de familie Pandeidae . Neoturris pileata werd in 1775 voor het eerst wetenschappelijk beschreven door Forsskål als Medusa pileata
Hyperoniemen

Gangbaarheid

  • Het woord belletje staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.