beneloos
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: beneloos (hulp, bestand)
- IPA: /ˈbenəlos/
Woordafbreking
- be·ne·loos
Woordherkomst en -opbouw
stellend | |
---|---|
onverbogen | beneloos |
verbogen | beneloze |
Bijvoeglijk naamwoord
beneloos
- geen benen hebbend
- Zij overvielen de Franschen, waarvan er wel 60 „arm- en beneloos ter aerde [d.w.z. op het ys] vielen". [1]
Schrijfwijzen
- benenloos (verouderd)
Opmerkingen
Synoniemen
Gangbaarheid
- Het woord 'beneloos' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Dam van Isselt, W.E. vanDe verdediging van Friesland in 1672-1673 (1931) Nijhoff, 's-Gravenhage; p. 226/227, noot 4; geraadpleegd 2016-04-09
- ↑ Zorgenloos / zorgeloos op website: taaladvies.net; geraadpleegd 2016-04-09
- ↑ Geerts, G."Waarom (niet) n'loos?" in: Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Academie voor Nederlandse taal- en letterkunde. jrg. 116 nr. 3 (2006) Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde, Gent; p. 362 e.v.; geraadpleegd 2016-04-09
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.