beschonken

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  beschonken    (hulp, bestand)
  • IPA: /bəˈsxɔŋkə(n)/ (3 lettergrepen)
Woordafbreking
  • be·schon·ken
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
beschenken

beschonken

  1. meervoud verleden tijd van beschenken
    • Wij beschonken. 
    • Jullie beschonken. 
    • Zij beschonken. 
  2. voltooid deelwoord van beschenken
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen beschonkenbeschonkenerbeschonkenst
verbogen beschonkenste
partitief beschonkensbeschonkeners-

Bijvoeglijk naamwoord

beschonken

  1. onder invloed van alcohol
    • De beschonken bestuurder kreeg een boete van 160 euro. 
     Een beschonken gast van het hotel rent via de bar naar het terras. Onderweg komt hij ongelukkig ten val en hij belandt in het zwembad.[1]
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord beschonken staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.