bevertjes
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: bevertjes (hulp, bestand)
Woordafbreking
- be·ver·tjes
Woordherkomst en -opbouw
- [1] bevertje zn met de uitgang -s
- [2] afgeleid van beven ww met het achtervoegsel -er, met het achtervoegsel -tje en met de uitgang -s [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | - | - |
verkleinwoord | - | bevertjes |
Zelfstandig naamwoord
de bevertjes mv
- verkleinwoord meervoud van het zelfstandig naamwoord bever
- dim. tant.
alleen meervoud (plantkunde) bepaald soort plant, Briza media uit de grassenfamilie (Poaceae ) die op de Nederlandse en Vlaamse Rode Lijst staat als kwetsbaar
- ▸ ⧖ Mannetjes klein, vóór de graszee, met heet hemd-rood van uitproppende mouw onder kiel, hun pilo en zwarte broeken, half verzonken in 't blonde gras, tusschen zilveren bevertjes en weeldetooi van groei; of naakter ten voeten uitstaand, op 't kale afgeschoren lichter gemaaide weigroen, — zóó ging hun stap, hun rustige gang, 't gegolf tegemoet, borsthoog.[2]
Gangbaarheid
- Het woord bevertjes staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "bevertjes" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
91 % | van de Vlamingen.[3] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ bevertjes op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Weblink bron Querido, Is.; Rees, W.K.“Menschenwee” (1903), De erven F. Bohn
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.