bewogen

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  bewogen    (hulp, bestand)
  • IPA: /bəˈwoɣə(n)/ (3 lettergrepen)
    • (Noord-Nederland): /bəˈʋoχə(n)/
    • (Vlaanderen, Brabant): /bəˈβ̞oɣə(n)/
    • (Limburg): /bəˈwoɣə(n)/
Woordafbreking
  • be·wo·gen
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
bewegen

bewogen

  1. meervoud verleden tijd van bewegen
    • Wij bewogen. 
    • Jullie bewogen. 
    • Zij bewogen. 
  2. voltooid deelwoord van bewegen
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen bewogenbewogenerbewogenst
verbogen --bewogenste
partitief bewogensbewogeners-

Bijvoeglijk naamwoord

bewogen

  1. toestand waarin je verkeert als iets je emotioneel geraakt heeft
    • De man was diep bewogen toen hij hoorde dat zijn dochter bevallen was van een gezonde tweeling. 
  2. druk met veel gebeurtenissen
  3. (van foto's) onscherp door bewegen van de camera tijdens de opname
Synoniemen
Antoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord bewogen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.