bewoning

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  bewoning    (hulp, bestand)
  • IPA: /bəˈwonɪŋ/ (3 lettergrepen)
    • (Noord-Nederland): /bə.ˈʋo.nɪŋ/
    • (Vlaanderen, Brabant): /bə.ˈβ̞o.nɪŋ/
    • (Limburg): /bə.ˈwo.nɪŋ/
Woordafbreking
  • be·wo·ning
Woordherkomst en -opbouw
  • Naamwoord van handeling van bewonen met het achtervoegsel -ing.
enkelvoud meervoud
naamwoord bewoning bewoningen
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

debewoningv

  1. de permanente aanwezigheid van een bepaalde plaats
    • Er is al bewoning vastgesteld in het 9e millennium v.Chr. 
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord bewoning staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
98 %van de Nederlanders;
96 %van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.