bezeiken

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  bezeiken    (hulp, bestand)
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
bezeiken
bezeikte
bezeikt
zwak -t volledig
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
bezeiken
bezeek
bezeken
klasse 1 volledig
Woordafbreking
  • be·zei·ken
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

bezeiken

  1. overgankelijk, (dysfemisme) op iemand of iets urineren
    • Hij had de boel flink bezeken. 
  2. overgankelijk, (dysfemisme) misleiden, voor de gek houden
    • Je bezeikt de boel. 
    • Ik voel me vreselijk door hem bezeikt. 
Synoniemen

Gangbaarheid

  • Het woord bezeiken staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.