bezitting
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: bezitting (hulp, bestand)
Woordafbreking
- be·zit·ting
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | bezitting | bezittingen |
verkleinwoord | bezittinkje | bezittinkjes |
Zelfstandig naamwoord
de bezitting v
- dat wat iemand in eigendom heeft, dat wat van iemand is
- Hij heeft niet veel bezittingen.
- ▸ Ze droeg een oud douchegordijn over haar schouder met al haar bezittingen erin.[1]
- ▸ Westerse landen hebben de afgelopen maanden meer dan 330 miljard dollar aan bezittingen van rijke Russen en de Russische centrale bank bevroren. Dat is omgerekend zo'n 314 miljard euro. Reden hiervan is de de Russische inval in Oekraïne.[2]
Vertalingen
1. dat wat iemand in eigendom heeft, dat wat van iemand is
Gangbaarheid
- Het woord bezitting staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "bezitting" herkend door:
96 % | van de Nederlanders; |
95 % | van de Vlamingen.[3] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Weblink bron “Ruim 330 miljard dollar aan Russische bezittingen bevroren sinds invasie” (29 juni 2022), NU.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.