bezoekcijfer

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  bezoekcijfer    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • be·zoek·cij·fer
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord bezoekcijfer bezoekcijfers
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

hetbezoekcijfero

  1. het aantal bezoekers dat iets bezoet
     Door het tegenvallende bezoekcijfer zijn de kosten voor Almere verder opgelopen. Het totale verlies dat de gemeente Almere lijdt op de Floriade loopt richting de 100 miljoen euro, schrijft Omroep Flevoland.[1]
     Ook de introductie van toegangskaarten met starttijden heeft bijgedragen aan het hoge bezoekcijfer, zegt het museum. Hierdoor is de doorstroom veel beter en lijkt het voor het publiek veel minder druk.[2]

Gangbaarheid

  • Het woord bezoekcijfer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Verwijzingen

  1. Weblink bron “Gemeentelijk prijskaartje Floriade voor Almere weer miljoenen duurder” (Woensdag 5 oktober 2022, 20:49), NOS
  2. Weblink bron “Recordjaar voor Van Gogh Museum” (Dinsdag 15 december 2015, 10:44), NOS
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.