bidder

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  bidder    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • bid·der
Woordherkomst en -opbouw
  • Naamwoord van handeling van bidden met het achtervoegsel -er[1]
enkelvoud meervoud
naamwoord bidder bidders
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

debidderm

  1. iemand die bidt
  2. aanspreker
Hyponiemen

Gangbaarheid

  • Het woord bidder staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
85 %van de Nederlanders;
82 %van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.