biduur

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  biduur    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈbɪtyr/ (2 lettergrepen)
Woordafbreking
  • bid·uur
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord biduur biduren
verkleinwoord biduurtje biduurtjes

Zelfstandig naamwoord

hetbiduuro

  1. (religie) het tijdstip dat men gebruikelijk bidt
  2. (religie) een periode van een uur dat men bidt
Synoniemen

Gangbaarheid

  • Het woord 'biduur' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
65 %van de Nederlanders;
68 %van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.