bijberoep

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  bijberoep    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈbɛibəˌrup/ (3 lettergrepen)
Woordafbreking
  • bij·be·roep
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord bijberoep bijberoepen
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

hetbijberoepo

  1. (economie) werk dat iemand naast zijn voornaamste werkzaamheden verricht om meer inkomen te krijgen
    • Daarnaast is schrijven echter ook een beroep als een ander, een sociale keuze, kortom: een vak. Het is een specifieke manier van leven - van leven als schrijver. Zo'n houding staat haaks op wat meestal van de moderne schrijver verwacht wordt: schrijvers worden nu eenmaal verondersteld er een tweede beroep bij te nemen (volgens het cliché dat alleen een bijberoep de nodige creatieve vrijheid garandeert) (…) [1]
Synoniemen

Gangbaarheid

  • Het woord bijberoep staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
61 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.