bilan

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  bilan    (hulp, bestand)
  • IPA: /bi.ˈlɑn/
Woordafbreking
  • bi·lan
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord bilan bilans
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

hetbilano

  1. (financieel), (boekhouding) een overzicht van de bezittingen, de schulden en het eigen vermogen van een entiteit zoals een onderneming, instelling of persoon, op een bepaald moment
Synoniemen

Gangbaarheid

  • Het woord bilan staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
11 %van de Nederlanders;
64 %van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be

Frans

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
  • IPA: /bi.lɑ̃/
Woordherkomst en -opbouw
  • Uit het Italiaans bilancio 'financieel overzicht, begroting' (uit het Middeleeuws Latijn bilanx 'weegschaal', vergelijk Frans balance).

Zelfstandig naamwoord

bilan m

  1. (financieel), (boekhouding) een overzicht van de bezittingen, de schulden en het eigen vermogen van een entiteit zoals een onderneming, instelling of persoon, op een bepaald moment
  2. (figuurlijk) overzicht, samenvatting
Verwante begrippen
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.