billig

Noors

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
  • IPA: / ˈbilɪ /
Woordafbreking
  • bil·lig
Woordherkomst en -opbouw
  • Afkomstig van het Nederduitse woord  billich bn ; verwant met het Duitse woord  billig bn 
Naar frequentie 2543
stellend vergrotend overtreffend
onbepaald
(sterk)
m/v enkelvoud billig billigere billigst
o enkelvoud billig
meervoud billige
bepaald
(zwak)
enkelvoud en
meervoud
billige billigere billigste

Bijvoeglijk naamwoord

billig

  1. betaalbaar, goedkoop, in prijs verlaagd, voordelig
    «Den ideelt drevne stiftelsen tilbød seg å drive flyktningtjenesten over en million kroner billigere enn kommunen selv.»
    De ideëel geleide stichting bood aan om de vluchtelingendienst ruim een ​​miljoen kronen goedkoper te runnen dan de gemeente zelf.
  2. betamelijk, naar behoren
  3. afgezaagd, goedkoop, vulgair
Synoniemen
  • [1-2]:  rimelig bn 
  • [2]:  tilbørlig bn 
  • [3]:  lettkjøpt bn 
  • [3]:  tarvelig bn 
Antoniemen
Uitdrukkingen en gezegden
  • [3]: en billig seier
een goedkope overwinning
  • [3]: billige vitser
afgezaagde grappen
Opmerkingen

Bijwoord

billig

  1. goedkoop
  2. (figuurlijk) eenvoudig, gemakkelijg, handzaam, licht
Synoniemen
  • [2]:  lettvint bw 
Antoniemen
Opmerkingen


Zweeds

Uitspraak
  • Geluid:  billig    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • bil·lig
stellend vergrotend overtreffend
billig
billigare
billigast

Bijvoeglijk naamwoord

billig

  1. goedkoop
    «Mjölken är billig den här veckan.»
    De melk is goedkoop deze week.
Antoniemen
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.