binnenbad

Uitspraak

• Geluid:  binnenbad    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• bin·nen·bad

Woordherkomst en -opbouw

• samenstelling van  binnen  en  bad 

Zelfstandig naamwoord

het binnenbad o

1. overdekt zwembad

   • „Als er iemand was die deze week open had willen blijven, dan was ik het wel. We hebben vijf mensen werken in het buitenbad en die contracten liepen afgelopen zondag af. Ook staan ze ingeroosterd om nu zwemlessen en aquarobics te begeleiden in de binnenbaden.”^[1] 
   • Maar zwemmen heeft zijn beperkingen: GPS werkt niet in een binnenbad, en infrarood niet onder water. Van der Vliet: „Dat zijn uitdagingen. Alles valt te maken, maar je zoekt apparatuur die de training niet verstoort. Sommige mensen hebben ‘de oplossing’, maar je zadelt een zwemmer niet op met een stereotoren aan apparatuur op zijn rug.”^[2]  

Gangbaarheid

• Het woord binnenbad staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Verwijzingen