binnenvisser

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  binnenvisser    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • bin·nen·vis·ser
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord binnenvisser binnenvissers
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

debinnenvisserm

  1. beroepsvissers die vissen op de binnenwateren of dicht langs de kust
    • De stropers stoten de 250 beroepsvissers, behalve de beter beschermde vissers op het IJsselmeer, het brood uit de mond, zegt N. van Doorn van de Combinatie van Binnenvissers. Ten eerste stelen ze kieuwnetten en fuiken vol vis. Daarnaast is elke kilo die zij zelf vangen, puur verlies voor de beroepsvissers, omdat de Organisatie Verbetering Binnenvisserij (OVB) het vispeil precies op het niveau handhaaft dat er genoeg vis is voor sport- en beroepsvissers.[2] 
Hyponiemen
  • palingvisser

Gangbaarheid

  • Het woord binnenvisser staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.