bissel
Noors
Uitspraak
- Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
- IPA: / ˈbisəl /
Woordafbreking
- bis·sel
Woordherkomst en -opbouw
- Afkomstig van het Oudnoorse woord beizl
enkelvoud | meervoud | |||
---|---|---|---|---|
onbepaald | bepaald | onbepaald | bepaald | |
nominatief | bissel | bisselet bislet |
bissel bisler |
bisla bislene |
genitief | bissels | bisselets bislets |
bissels bislers |
bislas bislenes |
Zelfstandig naamwoord
bissel[1] o
- teugel
- leidsel
- «Blant gjenstandene som ble funnet på gravplassen er våpen, sporer, et bissel og et drikkehorn.»
- Enkele voorwerpen die in het graf gevonden zijn, zijn wapens, sporen, een leidsel en een drinkhoorn.
- «Blant gjenstandene som ble funnet på gravplassen er våpen, sporer, et bissel og et drikkehorn.»
Synoniemen
Verwijzingen
- ↑ Hoofdvorm sinds 1 juli 2005.
Rettskrivningsendringer fra 1. juli 2005, nr. 1.1.2 (in het Noors)
Pennsylvania-Duits
Uitspraak
- Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
Woordafbreking
- bis·sel
Onbepaald voornaamwoord
bissel
- iets, een beetje
- «Nau glee bissel iwwer mich.»
- Nu meteen een beetje over mij.
- «Nau glee bissel iwwer mich.»
Synoniemen
Opmerkingen
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.