blame

Engels

Uitspraak
  • Geluid:  blame    (hulp, bestand)
enkelvoud meervoud
blame -

Zelfstandig naamwoord

blame

  1. blaam, schuld [1]
vervoeging
onbepaalde wijs to  blame 
he/she/it  blames 
verleden tijd  blamed 
voltooid
deelwoord
 blamed 
onvoltooid
deelwoord
 blaming 
gebiedende wijs  blame 

Werkwoord

blame

  1. overgankelijk beschuldigen, de schuld geven aan
    «He blamed them for the accident.»
    Hij gaf hun de schuld van het ongeval.


Limburgs

Uitspraak
  • IPA: /blaːmɐ/ (Etsbergs)
stamtijd
infinitief verleden
tijd
voltooid
deelwoord
blame
blaamdje
geblaamp
zwak volledig

Werkwoord

blame

  1. gloren
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.