bochel

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  bochel    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • bo·chel
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘bult’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1599 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord bochel bochels
verkleinwoord bocheltje bocheltjes

Zelfstandig naamwoord

debochelm

  1. een onnatuurlijk vergroeiing van de wervelkolom die tot een vervormde rug leidt
    • De van Shakespeares drama bekende mismaakte koning Richard III had toch geen bochel of horrelvoet. Dat betogen Britse medische wetenschappers in het tijdschrift The Lancet na onderzoek naar het geraamte van de 15de-eeuwse koning, dat in 2012 werd gevonden onder een parkeerplaats in Midden-Engeland.[2] 
Synoniemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord bochel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
94 %van de Nederlanders;
95 %van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.