boetiek

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  boetiek    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • boe·tiek
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘winkel’ voor het eerst aangetroffen in 1847 [1]
  • afgeleid van het Franse boutique [2] [3]
enkelvoud meervoud
naamwoord boetiek boetieks
boetieken
verkleinwoord boetiekje boetiekjes

Zelfstandig naamwoord

deboetiekv

  1. kleine winkel met modieuze artikelen (vaak een kledingwinkel)
    • Carnaby Street en Kings Road verwierven in de jaren 60 wereldwijde bekendheid als een 'hippe' winkelstraat, waar zich vooral muziekwinkels en kledingboutiekjes bevonden. 
     Zoals gewoonlijk zag zij er weer uit alsof ze rechtstreeks van zowel de kapper als een luxe boetiek kwam.[4]
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord boetiek staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.[5]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.