boogbal
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: boogbal (hulp, bestand)
- IPA: / ˈboɣbɑl / (2 lettergrepen)
Woordafbreking
- boog·bal
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van boog zn en bal zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | boogbal | boogballen |
verkleinwoord | boogballetje | boogballetjes |
Zelfstandig naamwoord
de boogbal m
- (sport) een hoge baan van een bal, waardoor men de tegenstander kan passeren
- In de stromende regen maakten beide ploegen er een aantrekkelijke wedstrijd van. Nemanja Mihajlovic, de vervanger voor de zieke Arber Zeneli, opende de score na een kwartier met een technisch hoogstandje (0-1). Twee minuten later was het alweer gelijk door een trefzekere boogbal van Atakan Akkaynak, die bij de thuisploeg de plaats van de geschorste Pol Llonch innam. [1]
- AZ, vorig seizoen finalist, kwam in het eerste helft vlot tot scoren. Oussama Idrissi (twee) en Guus Til troffen doel. Mats Seuntjens dacht in de vijftiende minuut ook een doelpunt te maken. Zijn prachtige boogbal stuitte op de doellijn echter op miraculeuze wijze uit de goal door een overdaad aan effect. [2]
Synoniemen
Gangbaarheid
- Het woord boogbal staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "boogbal" herkend door:
86 % | van de Nederlanders; |
72 % | van de Vlamingen.[3] |
Verwijzingen
- ↑ Tubantia 08-12-18 Heerenveen rekent hard af met tien man Willem II
- ↑ Tubantia 18-12-18 Swingend AZ heeft geen kind aan onthutsend zwak PEC Zwolle
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.