boommaker

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  boommaker    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • boom·ma·ker
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord boommaker boommakers
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

deboommakerm [1]

  1. (beroep), (scheepvaart) persoon die scheepsbomen maakt
    • Hij stond in het kadaster te boek als boommaker. 

Gangbaarheid

  • Het woord boommaker staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.