bosgors

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  bosgors    (hulp, bestand)
  • (IPA in voorbereiding)
Woordafbreking
  • bos·gors
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord bosgors bosgorzen
verkleinwoord bosgorsje bosgorsjes

Zelfstandig naamwoord

debosgorsv/m

  1. (zangvogels) Emberiza rustica  een als dwaalgast in West-Europa voorkomend lid van de familie der gorzen (Emberizidae)
Hyperoniemen

Gangbaarheid

  • Het woord 'bosgors' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.

Meer informatie

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.