gors

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  gors    (hulp, bestand)
  • IPA: /ɣɔrs/ (1 lettergreep)
    • (Noord-Nederland): /χɔrs/
    • (Vlaanderen, Brabant, Limburg): /ɣɔrs/
Woordafbreking
  • gors
Woordherkomst en -opbouw
  • [A] vgl. Middelnederduits gorse, in de betekenis van ‘zangvogel’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1860 [1] [2] [3]
  • [B] van Middelnederlands gorse, in de betekenis van ‘buitendijks land’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1339 [4] [5] [3]
[A]+[B] enkelvoud meervoud
naamwoord gors gorzen
verkleinwoord gorsje gorsjes

Zelfstandig naamwoord

[A]degorsv/m

  1. (zangvogels) benaming voor vogels uit de familie Emberizidae 
Hyponiemen
Vertalingen

Zelfstandig naamwoord

[B]hetgorso

  1. (waterbeheer) buitendijks aangeslibd land, dat bij gewone vloed niet meer onderloopt
Afgeleide begrippen
Vertalingen
Anagrammen

Gangbaarheid

  • Het woord gors staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
66 %van de Nederlanders;
43 %van de Vlamingen.[6]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.