boslucht
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: boslucht (hulp, bestand)
- IPA: / ˈbɔslʏxt / (2 lettergrepen)
Woordafbreking
- bos·lucht
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van bos zn en lucht zn [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | boslucht | bosluchten |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de boslucht v / m
- de schone lucht van een bos
- De vreugde was daarom vandaag des te groter toen Der Karl een paar stappen in het sprookjesbos zette en de frisse boslucht opsnoof die hem zichtbaar goed deed. Hij glimlachte er zowaar bij. [2]
- Hij weet niet beter, zegt hij, dan dat hij in Rekken zat vanwege zijn astmatische bronchitis. Het toen in Amsterdam wonende joch zou van de boslucht opknappen. “Zo heeft mijn moeder het verteld.” [3]
Gangbaarheid
- Het woord boslucht staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "boslucht" herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
95 % | van de Vlamingen.[4] |
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ De Telegraaf KIM QUERFURTH 06 mrt. 2018 Fans Lagerfeld raken niet uitgesproken: ’Karl, waarom?
- ↑ Tubantia Lucien Baard 31-12-17 Oud-bewoner van Rekkense Inrichtingen zoekt lotgenoten uit jaren 60
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.