boslucht

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  boslucht    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈbɔslʏxt/ (2 lettergrepen)
Woordafbreking
  • bos·lucht
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord boslucht bosluchten
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

debosluchtv/m

  1. de schone lucht van een bos
    • De vreugde was daarom vandaag des te groter toen Der Karl een paar stappen in het sprookjesbos zette en de frisse boslucht opsnoof die hem zichtbaar goed deed. Hij glimlachte er zowaar bij. [2] 
    • Hij weet niet beter, zegt hij, dan dat hij in Rekken zat vanwege zijn astmatische bronchitis. Het toen in Amsterdam wonende joch zou van de boslucht opknappen. “Zo heeft mijn moeder het verteld.” [3] 

Gangbaarheid

  • Het woord boslucht staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
97 %van de Nederlanders;
95 %van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.