boswezen
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: boswezen (hulp, bestand)
Woordafbreking
- bos·we·zen
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van bos zn en wezen zn [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | boswezen | boswezens |
verkleinwoord | boswezentje | boswezentjes |
Zelfstandig naamwoord
het boswezen o
- alle personen en organisaties betrokken bij het onderhoud van en toezicht op de bossen
- [2] (mythologie) mythologisch organisme dat leeft in de bossen
- organisme dat leeft in de bossen
- ▸ Even rustig als ze was verschenen, verdween ze geruisloos weer de struiken in. We hadden elkaar niet bedreigd en waren allebei niet bang geweest. Het was een bijzondere ontmoeting tussen twee nieuwsgierige boswezens.[2]
Gangbaarheid
- Het woord boswezen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.