boudheid

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  boudheid    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • boud·heid
Woordherkomst en -opbouw
  • afgeleid van boud met het achtervoegsel -heid
enkelvoud meervoud
naamwoord boudheid -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

deboudheidv [1]

  1. het stoutmoedig zijn

Gangbaarheid

  • Het woord 'boudheid' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.