boudoir

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  boudoir    (hulp, bestand)
  • IPA: /buˈdwar/ (2 lettergrepen)
Woordafbreking
  • bou·doir
Woordherkomst en -opbouw
  • van Frans  boudoir zn , in de betekenis van ‘damesvertrek’ voor het eerst aangetroffen in 1832 [1] [2] [3]
enkelvoud meervoud
naamwoord boudoir boudoirs
verkleinwoord boudoirtje boudoirtjes

Zelfstandig naamwoord

hetboudoiro

  1. (wonen) klein vertrek, speciaal bedoeld voor dames om zich om te kleden en op te frissen
    • Zij sloot zich in haar boudoir op en liet zich op een stoel neerzinken[4] 
  2. (voeding) langwerpig luchtig koekje met aan de bovenkant een laagje suiker
     We kennen ze als lange vingers, maar hun iets sjiekere naam is boudoir; er staat ook ‘boudoir’ op de lange vingers die je in de supermarkt kunt kopen.[5]
Synoniemen

Gangbaarheid

  • Het woord boudoir staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
86 %van de Nederlanders;
90 %van de Vlamingen.[6]

Meer informatie

Verwijzingen

Frans

Uitspraak
  • Geluid:
Woordherkomst en -opbouw
  • Afgeleid van bouder met het achtervoegsel -oir.
enkelvoud meervoud
zonder lidwoord met lidwoord zonder lidwoord met lidwoord
  boudoir     le boudoir     boudoirs     les boudoirs  

Zelfstandig naamwoord

boudoir m

  1. (wonen) boudoir, dameskamer, damesvertrek
  2. (snoepgoed) lange vinger (koek)
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.