bouten

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  bouten    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • bou·ten
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘kakken’ voor het eerst aangetroffen in 1731 [1]
  • [2]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
bouten
boutte
gebout
zwak -t volledig

Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als werkwoord

Werkwoord

bouten

  1. overgankelijk met bouten bevestigen
    • De stalen segmenten kunnen snel aan elkaar worden gebout. 
  2. inergatief (informeel) schijten

Zelfstandig naamwoord

deboutenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord bout
     Normaal gesproken was dat geen enkel probleem geweest, ze gebruikten een eenvoudige en beproefde techniek met platen en bouten voor de samenvoeging.[3]
Hyponiemen

Gangbaarheid

  • Het woord bouten staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
97 %van de Nederlanders;
97 %van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.