bouwpakket

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  bouwpakket    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈbɑupɑˌkɛt/ (3 lettergrepen)
Woordafbreking
  • bouw·pak·ket
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord bouwpakket bouwpakketten
verkleinwoord bouwpakketje bouwpakketjes

Zelfstandig naamwoord

hetbouwpakketo

  1. een pak of doos met losse onderdelen die nog in elkaar gezet moeten worden tot het eindproduct
    • Bekend zijn kant-en-klare meubels, deze worden als bouwpakket verkocht om thuis in elkaar gezet te worden. 

Gangbaarheid

  • Het woord bouwpakket staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.