bouwproductie

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  bouwproductie    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • bouw·pro·duc·tie
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord bouwproductie
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

debouwproductiev

  1. de hoeveelheid gebouwen die er worden gebouwd
     Het EIB zegt dat het woonakkoord enkele scherpe kanten van het regeerakkoord afhaalt, maar dat het niet kan voorkomen dat het beleid de vraag naar woningen en de bouwproductie stevig afremt.[1]
     De vooruitzichten voor de bouwproductie zijn opnieuw verslechterd. Het Economisch Instituut Bouwnijverheid (EIB) heeft zijn verwachtingen verder verlaagd.[2]

Gangbaarheid

  • Het woord bouwproductie staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Verwijzingen

  1. Weblink bron
    NOS Nieuws
    “Werkgelegenheid bouw achteruit” (Dinsdag 2 april 2013, 18:02), NOS
  2. Weblink bron
    NOS Nieuws
    “Vooruitzichten bouw verder verslechterd” (Vrijdag 2 juli 2010, 12:40), NOS
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.